Hoofdstuk 7


Barbara






De schoenwinkel in de Feniksstraat zag er heel gewoon en onschuldig uit. Daarom had Hugo Dilbert hem voor zijn doel uitgekozen. Wel hadden de buren in het begin opgemerkt dat er vaak dezelfde mensen in- en uitgingen en dat Dilbert zelf zich erg op een afstand hield. Maar ze wendden eraan. Achteraf vonden ze hem zonder uitzondering een stille, nette heer. Hij zag er altijd uit om door een ringetje te halen. Hij gedroeg zich voorkomend en bezorgde niemand overlast. Hij moest het tenslotte zelf weten wat voor mensen er bij hem over de vloer kwamen. Van de winkel kwam je via een bergplaats in het daarachter gelegen vertrek, dat bureau en woonkamer tegelijk was. Dilbert zat met de rug naar een raam dat op de tuin uitkeek. Het was zijn geliefde plaats als hij iemand ontving. Het volle licht van het grote raam viel op zijn bezoeker, terwijl deze door het tegenlicht gehinderd werd om de gastheer scherp waar te nemen.
Tegenover Dilbert, aan de andere kant van het bureau, zat de dame met de hoofddoek. De baas had geluisterd met iets dat je niet direct wantrouwen kon noemen, maar zijn blik week geen ogenblik van haar gezicht, terwijl hij haar verhaal kritisch wikte. De dame deed haar hoofddoek af en schudde het hoofd met een energiek gebaar, zodat het donkere haar losviel. Ze tilde de kleine koffer op die naast haar bij het bureau stond.
'Dan heb ik nog wat,' besloot ze en zette de koffer op het bureau. 'We hebben hem bij Sam Suffie gevonden.'
Het was de koffer waarin oorspronkelijk het straalkacheltje had gezeten. Hij scheen voor Dilbert van groot belang te zijn, want hij zei dadelijk zeer ge�nteresseerd:
'Ha, dat is tenminste een resultaat!'
Het gebeurde uiterst zelden dat de baas zich een dergelijke spontane uitroep liet ontvallen. Hij had zich in zijn eerste opwelling voorover gebogen om de koffer te nemen, maar hij herstelde zich onmiddellijk. Kalm leunde hij weer in zijn stoel.
'Ik dank je, Barbara. Je kunt gaan,' zei Dilbert.
Zodra ze buiten was begon hij de lege koffer te onderzoeken. Dilbert haalde een duimstok te voorschijn en nam de maten op. Hij stelde een verschil vast bij het deksel: het was aan de binnenkant twee centimeter korter dan aan de buitenkant. Met een mes sneed hij de bekleding van het deksel open en ontdekte een dubbele bodem waarin een grammofoonplaat tussen stukken karton verborgen zat.
Dilbert bekeek de plaat verrast maar ook teleurgesteld. Er was een etiket opgeplakt met het opschrift:
SOLO VOOR SLAGWERK
Verder was er geen enkele vermelding te bekennen van merk, registratienummer, orkest of solist. Het ging hier kennelijk om een opname die niet voor de handel was bestemd. Iemand had ze met een bepaald doel, voor persoonlijk gebruik, laten maken.
Met groeiende belangstelling legde Dilbert zijn vondst op de grammofoon en luisterde naar het nummer. Het was inderdaad een solo voor slagwerk, maar met een zeer eigenaardig ritme en van een ongewone uitvoering, met veel cimbaalwerk.
In de bergplaats tussen de studio en de winkel stond Barbara op een ladder. Door de schoenendozen op een rek te verplaatsen had ze een luchtrooster in de wand vrijgemaakt. Zo kon ze de hoek van de kamer waarnemen waar het bureau van Dilbert stond. Wat hij precies uit de koffer haalde was door het luchtrooster moeilijk te zien. Ze zag alleen dat het een plat voorwerp was. Pas toen Dilbert de grammofoon op het bureau zette en ze muziek hoorde werd het haar duidelijk dat het een grammofoonplaat was.
Toen ze naderende stappen hoorde sloot Barbara snel het luchtrooster met de schoenendozen weer af. De jonge verkoopster deed de deur open.
'Kun je me even in de winkel helpen, Barbara?' vroeg ze. De verkoopster was een hele tijd bezig geweest met een vrouw die haar keuze niet kon maken. Ze liet haar lastige klant maar even aan haar lot over, te midden van een grote hoeveelheid schoenen en begon een jongeman met een geruite pet en een bril te helpen.
Voordat ze naar binnen ging schakelde Barbara een klein televisieapparaat in dat een overzicht van de winkel gaf. Buiten de vrouw en de jongeman was er nog een oude heer die er uitzag als een gepensioneerde militair. Zijn gezicht kwam Barbara vaag bekend voor. Maar het gebeurt meer dat je het gevoel krijgt iemand eerder te hebben ontmoet als hem voor de eerste keer ziet.
Barbara schakelde het apparaat weer uit en ging naar de oude heer. Hij vroeg donkerbruine, waterdichte sportschoenen, maat twee�nveertig. Hij sprak luid en zelfbewust, gewend om bevelen te geven. Barbara ging de gevraagde schoenen halen. De heer nam plaats naast de vrouw, die haar pogingen opgaf om een klein schoentje voor een grote voet te vinden. Zij stond op en verliet de winkel.
Intussen had de verkoopster wel succes met haar volgende klant. De jongeman scheen meer oog voor haar te hebben dan voor de schoenen die ze hem aanbood. Ze wees hem er lachend op dat hij zijn rechtervoet in zijn linkerschoen wilde steken.
Barbara kwam met enkele dozen terug en toonde modellen aan de oude heer. Hij keurde ze met de blik van iemand die weet wat hij wil, maar niets van zijn gading vindt. Toen wees hij met zijn stok naar een geopende doos. Ze stond bij de schoenen die verkoopster voor de lastige klant had klaargezet.
'Dat zijn toch herenschoenen, als ik me niet vergis,' merkte hij op. Barbara keek naar de doos. Het waren inderdaad herenschoenen. Een ervan lag met de zool omhoog. Die had hetzelfde profiel als de zool van de schoen waar Dirk een afdruk van had gegoten.
'Hoe komen die schoenen daar?' vroeg Barbara berispend aan de verkoopster.
'Een vergissing denk ik, Barbara. Die doos stond bij de afdeling damesschoenen.'
Barbara wilde de schoenen wegzetten, maar de oude heer zei dat het juist de schoenen waren die hij zocht. Dat scheen haar in verlegenheid te brengen.
'Het spijt me, mijnheer,' verontschuldigde Barbara zich, 'maar dat model kan niet verkocht worden.'
Omdat de heer verwonderd de wenkbrauwen optrok, zei ze na en aarzeling:
'Er zit een fabricagefout in de serie. We moeten ze terugsturen naar de fabriek.'
De heer bekeek de schoen nader.
'Waar zit de fout?' vroeg hij.
'U ziet de fout niet meteen... Ze komt pas later, tijdens het dragen, aan het licht...'
Barbara zat meer en meer met het geval verlegen. De heer hoorde blijkbaar tot het hardnekkige soort. Barbara probeerde hem te overreden, zonder resultaat.
'Misschien kan ik de heer Dilbert even spreken,' vroeg de oude heer onverwacht.
Barbara, die geknield voor hem zat, keek hem opeens strak aan. Ze wist meteen waar ze hem eerder gezien had. Kalm stond ze op.
'Goed mijnheer,' zei ze beleefd. 'Ik zal hem voor u roepen.'
In de bergplaats draaide ze onmiddellijk de deur op slot en schakelde het controleapparaat weer in. Een blik op het kleine scherm was genoeg om haar vermoeden te bevestigen.
Verrassend kwiek voor zijn leeftijd sprong de oude heer op en liep naar de deur die hij in het slot had horen draaien. Terzelfder tijd belette de jongeman de verkoopster te roepen door zijn hand op haar mond te drukken.
Barbara holde zonder kloppen de studio binnen. Dilbert keek ge�rgerd op toen hij gestoord werd bij het beluisteren van de grammofoonplaat die hij voor de derde keer draaide. Maar dat was nu wel de minste zorg van Barbara. Ze zei gejaagd:
'Nort en Talboom zijn in de winkel.'
Dilbert spoedde zich naar het raam dat op straat uitkwam en hield zich achter het gordijn schuil om naar buiten te kijken. Politieagenten stapten uit een auto die voor de winkel stilhield. Vlug, maar zonder paniek pakte Dilbert de grammofoonplaat en verliet met Barbara het vertrek.
Ze renden de wenteltrap af die naar de gewelfde kelder leidde. Daar trokken ze een stapel kisten een voor een van de wanden weg. Een kleine, zware deur kwam te voorschijn. Dilbert pakte een lantaarn en een sleutel die bij de deur aan een spijker hingen. Hij maakte de deur open en ging het donkere gat binnen om Barbara bij te lichten. Ze daalden de smalle trap af waarvan je slechts het begin kon zien. De hardstenen treden waren zo donker uitgeslagen van de vochtigheid dat ze wel geolied leken. Dilbert trok de deur hard achter zich in het slot en volgde haar. Het duurde enige minuten voor Nort de uitweg door de kelder ontdekt had. Omdat geen van zijn lopers paste op het massieve, antieke slot, liet hij de zware deur met een balk rammeien. Een kille doordringende rioollucht sloeg hem tegen toen hij de stenen trap afdaalde.
Nort stond voor een van de oude hoofdriolen. Op de onderste, breder uitgebouwde trede, lag het losgegooide meertouw van het bootje waarmee Dilbert en Barbara gevlucht waren. Nort verlichtte naar beide kanten de brede riool met de gemetselde bakstenen gewelven. Door het eentonig druppen van het doorsijpelende water hoorde hij ver weg het schrapend geluid van de ijzeren boomhaak waarmee het bootje voortgeduwd werd. Toen ze ver genoeg uit de buurt van de schoenwinkel waren hield Dilbert stil bij een trap die naar een afgelegen steeg leidde.
'We treffen elkaar in het pakhuis,' zei hij.
Barbara knikte. Ze liepen vlug de steeg uit en verdwenen ieder in een andere richting.

Het verlaten pakhuis, waar Dilbert Barbara zou ontmoeten, bevond zich in een brede straat bij een dok. Schuin tegenover het pakhuis stond de vrachtauto van Sam Suffie voor een inrijpoort. Hij was bezig het oudroest dat in zijn auto lag af te laden. Hij gaapte af en toe, met de suffe verveelde uitdrukking op zijn gezicht van iemand die zeer tegen zijn zin werkt en niet de minste belangstelling heeft voor wat er om hem heen gebeurt. Een auto reed voorbij en stopte een eindje verder voor de ingang van het pakhuis.
Dilbert stapte uit en verdween in het gebouw. Om geen argwaan te wekken ging Sam door met afladen. Pas toen hij zijn laatste vrachtje in de bergplaats had gedragen, ging hij naar het hokje waar het telefoontoestel stond en gaf de inlichting aan Nort door. Deze verzocht Sam op zijn post te blijven en hem te waarschuwen zodra Barbara zich bij de baas zou vervoegen.
Het was al donker toen Sam een taxi voor het pakhuis zag stoppen en Barbara haastig het gebouw zag binnenvluchten. Sam meldde direct het nieuws.
'Fijn!' antwoordde Nort tevreden. 'Dank je, Sam. Wij staan klaar. Hou in elk geval een oogje in het zeil.'
Barbara was naar de bovenste verdieping van het pakhuis gegaan. Ze trof er Dingo en Dilbert in een kale kamer die door een zwak gloeilampje verlicht werd. Dingo zat op een brits in en knorrige stemming. Dilbert ijsbeerde door de kamer. Ondanks de kritieke situatie veranderde hij niets aan zijn gewoonten. Hij rookte op zijn afgemeten manier uit zijn sigarettepijpje en blies de rook peinzend naar de zoldering. Barbara en Dingo volgden hem zwijgend met de ogen. Dilbert doofde het peukje van zijn sigaret in de asbak en ging op een kruk voor een lessenaar zitten. Als de twee anderen hadden verwacht dat hij eindelijk zijn mond open ging doen kwamen ze bedrogen uit. Dilbert stak zorgvuldig zijn sigarettepijpje weg en staarde in gedachten voor zich uit. De stilte werd onheilspellend. Vooral voor Dingo, die sinds zijn ontsnapping uit de gevangenis in het pakhuis was ondergedoken.
'Ik wil hier vandaan!' barstte hij uit. 'Ik bedank er feestelijk voor de ene gevangenis voor de andere te verwisselen... Wanneer kan ik vertrekken?'
Dilbert keek uit zijn gepeins op en mat Dingo met zijn blik.
'Dat zal niet lang meer duren, Dingo, en ik hoop voor jou dat je dit logies niet weer voor een cel gaat verwisselen.'
'Wat?' schrok Dingo op.
'De schoenwinkel is opgedoekt,' zei Barbara.
Dingo veerde in paniek op: 'Waarom blijven we dan nog hier?' Dilbert antwoordde er niet eens op. Hij keerde zich naar Barbara: 'Ik moet tot elke prijs de grammofoonplaat terughebben die ik bij me had toen we het riool verlieten.'
'Wat is er dan mee gebeurd?' vroeg Barbara.
'Ik had de plaat in de auto naast me gelegd op de rechterstoel. Op een rondplein vloog de rechterdeur, die niet goed op slot was, open. Ik had op dat ogenblik al mijn aandacht nodig om een auto te ontwijken die plotseling van rechts kwam. Door bruusk naar links te zwenken moet de plaat van de stoel op straat zijn gegleden... Ik heb dat pas naderhand vastgesteld. Toen ben ik meteen naar het rondplein teruggereden. Een vrouw die daar op de bank zat, heeft gezien dat een meisje van een jaar of veertien de grammofoonplaat heeft opgeraapt. Ze zei me...'
Het verhaal van Dilbert werd onderbroken door het geluid op straat van een remmende auto, stemmen en hollende mensen. Hij knipte onmid dellijk het licht uit. Dingo liep naar het raam en keek naar buiten. Een politiewagen met rood zwaailicht stond tegenover het pakhuis bij de vrachtwagen van Sam. Agenten liepen naar de ingang van het pakhuis. Meer auto's met politie volgden en het blok waarin het gebouw lag werd afgezet.
Nort en Dirk waren naar de poort gegaan waarachter Sam zich schuilhield, want hij bleef voorzichtig en wilde vermijden dat Dilbert of zijn helpers hem te zien kregen. Sam wees het raam op de bovenste verdieping aan, dat nog kort tevoren verlicht was geweest. Een sterke schijnwerper werd ingeschakeld en zijn lichtbundel kroop naar het aangeduide raam.
Dingo week achteruit toen de schijnwerper het raam bereikte en zijn hard, fel licht in de kamer wierp. Door de luidspreker werd de waarschuwing omgeroepen:
'Hallo! het hele blok is afgezet. Niemand kan ontsnappen. Kom uit het gebouw en geef je over.'
Dilbert had de deur al opengegooid en verdween in het pakhuis. Dingo wilde hem narennen, maar was dadelijk het spoor bijster in de aardedonkere ruimte, die door zijn grillige bouw wel op een doolhof leek. Dingo kwam in het trapgat terecht en viel vloekend de treden af. Hinkend zocht hij op de tast zijn weg, want hij durfde geen licht te maken. Dilbert was naar een bergplaats gelopen waar zich een ingebouwde kast bevond. Uit de uitgebreide verzameling kleren die er in hing koos hij een uniform van politieofficier en kleedde zich als de bliksem om. Hij had Barbara en Dingo ijskoud aan hun lot overgelaten.
Toen hij klaar was ging hij naar de benedenverdieping en verliet het pakhuis door een kleine zijdeur, zonder angst voor de agenten die hij ontmoette.
Dingo was via een brandladder op een lager gelegen dak gevlucht. De afstand naar de begane grond bedroeg hooguit zes meter en hij hoopte door middel van een afvoerpijp de straat te bereiken. Maar terwijl hij op handen en voeten langs de gootrand kroop werd er plotseling een schijnwerper op hem gericht. Hij moest vlug over een leuning wippen om de lichtstraal te ontwijken. Hij vluchtte hals over kop de trap af en liep regelrecht in de armen van de politie.
Het kostte ruim en half uur om het pakhuis, met al zijn hoeken, bergplaatsen en bijgebouwen, van de benedenverdieping tot het dak uit te kammen. Terwijl het grootste deel van de agenten daarmee bezig was, bleven Nort en Talboom bij de politiewagen. Zij werden via draagbare radio's op de hoogte gehouden van de operatie.
Talboom keek verrast op toen een van de politiewagens door het kordon naar het pakhuis kwam rijden. Hij kon zich niet herinneren dat hij de wagen had weggestuurd. Zijn verwondering nam nog toe toen de chauffeur uitstapte en hem een kleine envelop overhandigde met de vermelding: 'Aan commissaris Talboom.'
Er zat alleen een kaartje in waarop geschreven stond: 'Met vriendelijke groet. Hugo Dilbert.'
Talboom staarde sprakeloos naar het kaartje.
'Wie heeft je dat gegeven?' vroeg Nort direct.
'Een politieofficier.'
'Welke politieofficier?' informeerde Talboom met een gezicht als een donderwolk.
Met een gevoel van naderend onheil antwoordde de chauffeur wat bedremmeld: 'Ik kende hem niet, commissaris...'
'Wist je dan niet dat er buiten mij geen officier bij de operatie betrokken is!' donderde commissaris Talboom.
Nort ondervroeg de onthutste agent. Toen hij door de zijstraat naast het pakhuis reed had de politieofficier hem tegengehouden, en zich naar het hoofdcommisariaat laten vervoeren. Hij had de chauffeur opgedragen niet op hem te wachten en de boodschap voor Talboom meegegeven.
'Waar heeft Dilbert voor de duivel dat uniform vandaan gehaald!' voer Talboom uit... 'En dan nog het lef hebben een auto te vorderen om door het politiekordon heen te komen.'
'Niet zo gek,' vond Nort en besloot bij wijze van troost: 'Een verloten zet is nog geen verloren zaak.'
'Maar Barbara mag ons niet ontsnappen,' zei Talboom. Hij voegde er grimmig aan toen: 'Gelukkig hebben wij geen vrouwelijke politieagenten en kan zij niet van zo'n uniform gebruik maken om de eerste de beste stommeling bij de neus te nemen.'
De chauffeur die er met de handen op de rug bij stond, keek naar de grond.
'Er zijn nog andere middelen om te ontsnappen,' waarschuwde Nort. Hij zocht de donkere hemel boven het pakhuis af en vervolgde met en stalen gezicht: 'Het zou me niet eens verwonderen wanneer Barbara als een heks op een bezem door de lucht vloog.'
Talboom kon op dat ogenblik het grapje van Nort niet waarderen want het begon hem te verontrusten dat men haar niet ontdekken kon. Tot zijn grote opluchting kwam onmiddellijk de mededeling over de radio dat men Barbara naar het dak van het pakhuis had zien vluchten.
'En zonder bezem!' onderstreepte Talboom toen hij het nieuws aan Nort doorgaf.
Terwijl Nort naar het dak ging, spoedden Talboom en Dirk zich met twee agenten naar het gebouw naast het pakhuis. Een jeugdvereniging had er haar clubhuis en hield een dansavondje in een kleine zaal op de eerste verdieping. De commissaris liet de twee uitgangen op een onopvallende manier bewaken. Hij droeg er zorg voor dat alles verliep zonder de jongelui, die aan de dans hun hart ophaalden, te verontrusten. Talboom wilde v��r alles paniek vermijden. De verwarring die daaruit kon ontstaan zou Barbara een te mooie gelegenheid bieden om er tussenuit te knijpen. Het was al genoeg dat Dilbert de benen genomen had.
Op het dak van het pakhuis werd de drijfjacht in de richting van het clubhuis voortgezet. Vooral de metaalconstructie van een half gesloopte vleugel trok de aandacht van Nort, terwijl de agenten met hun sterke zaklantaarns de rest van het dak afspeurden.
Toen hij er zich geruisloos een weg door zocht, zag hij ineens iemand wegvluchten over het dak van het clubhuis, dat ongeveer op dezelfde hoogte lag. Hij liep vlug naar een ijzeren trap waar hij de gedaante had zien verdwijnen. De trap leidde naar de deur van een nooduitgang. Hij sprong met vier treden tegelijk de trap af en rukte de deur open die op een kier was blijven staan. De dansmuziek uit het lager gelegen clublokaal klonk hem met dreunend slagwerk en snerpende elektrische gitaren tegemoet. Hij zag nog net Barbara tussen de coulissen op het kleine podium verdwijnen. Het ging in het clublokaal zo luidruchtig toe dat niemand Barbara opmerkte toen ze op het podium terecht kwam. Dat gebeurde pas toen ze met haar voet achter het snoer van een electrische gitaar bleef haken en het contakt met de versterker verbrak.
Terwijl de verbaasde gitarist ophield met spelen en het losgerukte snoer oppikte, was Barbara al tussen de dansers verdwenen. Een seconde later verscheen Nort op het podium en keek de zaal in. Barbara baande zich een weg door de dansers naar de deur, waar commissaris Talboom opdook. Bij de tweede uitgang stond Dirk met een agent. Barbara zag dat ze in de val zat en bleef tegen de wand gedrukt staan.
Door het incident hadden de muzikanten het spelen gestaakt. Ze keken naar Nort en vroegen zich af wat die vreemde man op het podium kwam doen. Ook de dansers hadden zich naar hem gekeerd.
Terwijl de gitarist het verbroken contact herstelde nam Nort laconiek de gitaar op. Om de aandacht van Barbara af te leiden zette Nort de muziek weer in. De andere muzikanten volgden lachend. Ze kregen plezier in de gekke inval van de vreemde snoeshaan, die overigens knap met de gitaar overweg kon.
De dans ging voort. Barbara werd bijna onopgemerkt uit het clublokaal geleid, terwijl Nort voor de microfoon ging staan en op de melodie begon te improviseren:

Ik sta mij maar af te vragen
wat ik van haar denken moet
in de hoop erin te slagen
te begrijpen wat ze doet.
Heb ik aan veronderstellen
m'n geduld en tijd besteed,
om de waarheid te vertellen
weet ik enkel hoe ze heet:
Barbara, Barbara, Barbara,
wie is Barbara?




Terug naar de inhoudsopgave

Vorige (6e) / Volgende (8e) hoofdstuk